Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Belastingfraude. Uitleg artikel 69 Algemene wet inzake rijksbelastingen , leden 2 en 4.

Verdachte heeft in zowel zijn eigen belastingaangiften als in die van derden te hoge of gefingeerde aftrekposten opgegeven.

Van die derden ontving hij als beloning een percentage van de teruggave. Hij had daarmee een direct belang bij een zo hoog mogelijke

belastingteruggave. Het geld dat verdachte verdiende doordat bij hem en bij derden te weinig belasting werd geheven heeft hij witgewassen.

Uitspraak



parketnummer: 23-000076-15

datum uitspraak: 20 december 2016

TEGENSPRAAK

Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 24 december 2014 in de strafzaak onder parketnummer 13-845057-10 tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1961,

adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van

16 november 2016, 18 november 2016, 21 november 2016, 22 november 2016 en 6 december 2016

en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering,

naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de verdediging naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:

1:hij, op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 8 maart 2006 tot en met

29 november 2010, te Amsterdam (Zuidoost) en/of te Apeldoorn en/of te Heerlen en/of (elders) in Nederland, alleen, althans tezamen en in vereniging met (een) ander(en), meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten, (in totaal) 767, althans een groot aantal, althans 67, in elk geval één

of meerdere, (digitale) aangifte(n) voor de Inkomstenbelasting/Premie volksverzekeringen over de/het aangiftetijdvak(ken) 2005 en/of 2006 en/of 2007 en/of 2008 en/of 2009, waaronder:

- een aangifte IB 2009 ten name van [slachtoffer 1] (D-058) en/of;

- een aangifte IB 2008 ten name van [slachtoffer 2] (D-072/D-073) en/of;

- een aangifte IB 2008 ten name van [slachtoffer 3] (D-086(-a)) en/of;

- een aangifte IB 2007 ten name van [slachtoffer 4] (D-089(-a)) en/of;

- een aangifte IB 2006 ten name van [slachtoffer 5] (D-103) en/of;

- een aangifte IB 2008 ten name van [slachtoffer 6] (D-117(-a)) en/of;

- een aangifte IB 2006 ten name van [slachtoffer 7] (D-121) en/of;

- een aangifte IB 2005 ten name van [slachtoffer 8] (D-134) en/of;

- een aangifte IB 2008 ten name van [slachtoffer 9] (D-194(-a)) en/of;

- een aangifte IB 2007 ten name van [slachtoffer 10] (D-587 / D-588) en/of;

- een of meer (andere) aangifte(n) IB;

opzettelijk onjuist en/of onvolledig heeft gedaan en/of laten doen, immers heeft/hebben hij en/of zijn, verdachtes, mededader(s) (telkens) op/in het/de bij/naar (de) Inspecteur(s) der belastingen of de Belastingdienst ingeleverde/gezonden aangiftebiljet(ten)/aangifte(n) Inkomstenbelasting/Premie volksverzekeringen over genoemd(e) jaar/jaren (telkens) (een) te hoge en/of gefingeerde aftrekpost(en) opgegeven of laten opgeven, waaronder:

- aftrekpost(en) voor eigen woning (partner) en/of;

- aftrekpost(en) voor studiekosten en/of andere scholingsuitgaven (partner) en/of;

- aftrekpost(en) levensonderhoud van kinderen en/of;

- aftrekpost(en) ziektekosten (partner) en/of;

- buitengewone uitgaven (BGU) (partner) en/of;

- ( een) andere aftrekpost(en) (partner);

terwijl dat/die feit(en) ertoe strekte(n)/ertoe heeft/hebben gestrekt dat te weinig belasting werd geheven.

en/of

hij, op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 8 maart 2006 tot en met

29 november 2010, te Amsterdam (Zuidoost) en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) (in totaal) 767, althans een groot aantal, althans 67, in elk geval één of meerdere, (digitale) aangifte(n) voor de Inkomstenbelasting/Premie volksverzekeringen over de/het aangiftetijdvak(ken) 2005 en/of 2006 en/of 2007 en/of 2008 en/of 2009, waaronder:

- een aangifte IB 2009 ten name van [slachtoffer 1] (D-058) en/of;

- een aangifte IB 2008 ten name van [slachtoffer 2] (D-072/D-073) en/of;

- een aangifte IB 2008 ten name van [slachtoffer 3] (D-086(-a)) en/of;

- een aangifte IB 2007 ten name van [slachtoffer 4] (D-089(-a)) en/of;

- een aangifte IB 2006 ten name van [slachtoffer 5] (D-103) en/of;

- een aangifte IB 2008 ten name van [slachtoffer 6] (D-117(-a)) en/of;

- een aangifte IB 2006 ten name van [slachtoffer 7] (D-121) en/of;

- een aangifte IB 2005 ten name van [slachtoffer 8] (D-134) en/of;

- een aangifte IB 2008 ten name van [slachtoffer 9] (D-194(-a)) en/of;

- een aangifte IB 2007 ten name van [slachtoffer 10] (D-587 / D-588) en/of;

- een of meer (andere) aangifte(n) IB;

-(elk) zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen - opzettelijk valselijk heeft opgemaakt of heeft vervalst, dan wel valselijk heeft laten opmaken of laten vervalsen, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn, verdachtes, mededader(s) valselijk en in strijd met de waarheid op/in dat/die geschrift(en) (telkens) (een) te hoge en/of gefingeerde aftrekpost(en) opgegeven of laten opgeven, waaronder:

- aftrekpost(en) voor eigen woning (partner) en/of;

- aftrekpost(en) voor studiekosten en/of andere scholingsuitgaven (partner) en/of;

- aftrekpost(en) levensonderhoud van kinderen en/of;

- aftrekpost(en) ziektekosten (partner) en/of;

- buitengewone uitgaven (BGU) (partner) en/of;

- ( een) andere aftrekpost(en) (partner),

zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door (een) ander(en) te doen gebruiken.

2:hij, op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 15 maart 2006 tot en met

26 januari 2011 te Amsterdam (Zuidoost) en/of te Heerlen en/of te Apeldoorn en/of (elders) in Nederland, alleen, althans tezamen en in vereniging met (een) ander(en), meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten, (telkens) (in totaal) 5, althans één of meer, (digitale) aangifte(n) voor de Inkomstenbelasting/Premie volksverzekeringen, te weten,

- een aangifte IB 2005 (D-216) en/of

- een aangifte IB 2006 (D-218) en/of

- een aangifte IB 2007 (D-224) en/of

- een aangifte IB 2008 (D-229 / D-230) en/of

- een aangifte IB 2009 (D-235(-a))

onjuist en/of onvolledig heeft gedaan dan wel laten doen, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn, verdachtes, mededader(s) op/in het/de bij/naar (de) Inspecteur(s) der belastingen of de Belastingdienst ingeleverde/gezonden aangiftebiljet(ten)/aangifte(n) Inkomstenbelasting/Premie volksverzekeringen over genoemd(e) jaar/jaren (een) te la(a)g(e) bedrag(en) aan belastbaar inkomen opgegeven en/of vermeld, immers is/zijn (telkens) vermeld/opgegeven

a. a) (een) te la(a)g(e) bedrag(en) aan resultaat uit overige werkzaamheden, en/of

b) (een) te hoge en/of gefingeerde aftrekpost(en), waaronder,

- (een) aftrekpost(en) voor eigen woning (partner) en/of

- (een) aftrekpost(en) voor studiekosten en/of andere scholingsuitgaven (partner) en/of

- (een) aftrekpost(en) levensonderhoud van kinderen en/of

- (een) aftrekpost(en) ziektekosten (partner) en/of

- buitengewone uitgaven (BGU) (partner) en/of

- (een) andere aftrekpost(en) (partner),

terwijl dat/die feit(en) ertoe strekte(n)/ertoe heeft/hebben gestrekt dat te weinig belasting werd geheven.

3:hij, op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 9 augustus 2005 tot en met

19 juli 2011, te Amsterdam (Zuidoost) en/of (elders) in Nederland, alleen, althans tezamen en in vereniging met (een) ander(en), (telkens) (een) voorwerp(en), te weten een of meer (gira(a)l(e) en/of charta(a)l(e)) geldbedrag(en) (in totaal 135.979,45 euro (AH-011)), althans enig geldbedrag,

heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of van die/dat voorwerp(en)/geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt,

terwijl hij (en zijn mededader(s)) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp(en)/geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf, terwijl hij, verdachte, (en zijn mededader(s)) hiervan een gewoonte heeft/hebben gemaakt.

4:hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 februari 2011 tot en met

12 april 2011 te Amsterdam (Zuidoost), in elk geval in Nederland, alleen, althans tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad, negenenveertig (49) hennepplanten, althans een of meerdere hennepplant(en), in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van hennep, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Uitleg en geldigheid tenlastelegging ten aanzien van feit 1

Naar uit de in de tenlastelegging opgenomen documentnummers blijkt – hetgeen ook door de advocaat-generaal ter terechtzitting in hoger beroep naar voren is gebracht – dient de tenlastelegging aldus te worden uitgelegd dat hij slechts betrekking heeft op de laatste aangifte die voor de betreffende belastingplichtige in een belastingjaar is ingediend.

Nu het aantal van 767 aangiften niet alleen de laatste aangiften per belastingjaar, maar ook de eerdere aangiften omvat en deze eerdere aangiften op grond van bovengenoemde overwegingen kennelijk juist niet als tenlastegelegd moeten worden beschouwd, acht het hof de tenlastelegging voor wat betreft de zinsnede ‘767, althans een groot aantal, althans’ innerlijk tegenstrijdig en zal het hof de tenlastelegging voor dit onderdeel voor beide tenlastegelegde varianten (onjuiste belastingaangifte en valsheid in geschrift) partieel nietig verklaren.

Ontvankelijkheid van de officier van justitie

Standpunt van de verdediging

De verdediging heeft het hof verzocht het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging ten aanzien van de ten laste gelegde valsheid in geschrifte. Daartoe is het volgende aangevoerd.

De vervolgingsuitsluitingsgrond van artikel 69, vierde lid, Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: ‘AWR’) sluit vervolging op basis van artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht in beginsel niet uit. Uit de rechtspraak volgt echter dat indien het feit ook onder het toepassingsbereik van de strafbaarstelling in de AWR past, vervolging op basis van het commune delict via de vervolgingsuitsluitingsgrond uitgesloten zou zijn, tenzij het gaat om het opmaken van geschriften die naast een fiscale functie ook een andere functie hebben en ook tegen anderen dan de Belastingdienst kunnen worden gebruikt. De door de verdachte opgemaakte aangiften zijn opgemaakt met als enige doel deze bij de Belastingdienst in te dienen. Dit opmaken ging noodzakelijkerwijs vooraf aan het gebruikmaken daarvan door deze aangiften bij de Belastingdienst in te dienen. Derhalve gaat het om ten laste gelegde gedragingen die volledig met elkaar samenvallen, zodat wat de verdediging betreft grond bestaat om ten opzichte van het als tweede alternatief cumulatief ten laste gelegde artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, specialiteit van de AWR aan te nemen.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in de vervolging ten aanzien van artikel 225 Sr en heeft daartoe het volgende aangevoerd.

Artikel 69, vierde lid, AWR sluit vervolging ter zake van zowel artikel 69, eerste of tweede lid, AWR

en artikel 225, eerste lid Sr niet uit. Gelet op de jurisprudentie (ECLI:NL:HR:2016:555) kunnen beginselen van een behoorlijke procesorde zich echter verzetten tegen het vervolgen ter zake van artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. Er is in casu echter geen sprake van schending van beginselen van een goede procesorde omdat er geen sprake is van gedragingen die volledig met elkaar samenhangen. De verdachte heeft als belastingadviseur de belastingaangiften valselijk opgemaakt en heeft daarmee het vertrouwen dat de Belastingdienst en de belastingplichtigen in hem als adviseur hadden gesteld, geschonden. Aan de vervolging ter zake van valsheid in geschrifte liggen derhalve andere belangen ten grondslag. Van een wettelijke vervolgingsuitsluitingsgrond dan wel een vervolgingsuitsluitingsgrond op basis van beginselen van een goede procesorde is derhalve geen sprake.

Oordeel van het hof

Het hof overweegt dat de ten laste gelegde valsheid in geschrift is toegesneden op artikel 22 5, eerste lid, Sr, te weten het – kort gezegd – plegen van valsheid in geschrift door het door de verdachte valselijk opmaken van aangiften Inkomstenbelasting/Premie volksverzekeringen voor cliënten van de verdachte. De tenlastelegging ziet niet op het gebruiken van valse aangiften door de verdachte (bij het voor op of naam van zijn cliënten doen van aangifte) dan wel zijn cliënten (met behulp van de door de verdachte opgemaakte aangifte). Alsdan faalt het verweer, immers, het is de keuze is geweest van de wetgever de vervolgingsuitsluitingsgrond van artikel 69, vierde lid, AWR te beperken tot (die gevallen waarin de tenlastelegging is toegesneden op) artikel 22 5 , tweede lid, Sr. Het is niet aan de rechter dit uit te breiden. Voor een ruime interpretatie (zoals door de raadsman bepleit) zodat de uitsluitingsgrond tevens ziet op artikel 22 5 , eerste lid, Sr ziet het hof in het onderhavige geval aanleiding noch mogelijkheid.

Het hof voegt daar (volledigheidshalve) aan toe dat de door de verdachte opgemaakte belastingaangiften door hem niet alleen zijn gebruikt om aangifte te (laten) doen bij de Belastingdienst, maar tevens hebben gediend als grondslag en ter onderbouwing van zijn bij zijn cliënten ingediende declaraties en daarmee ook een andere (niet-fiscale) functie hebben gehad tegen anderen dan de Belastingdienst.

Het verweer wordt derhalve verworpen.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof komt tot een andere lezing van de tenlastelegging en daarmee tot een andere bewezenverklaring ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit.

Bewijsoverweging en ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit

In januari 2010 is bij de Belastingdienst, gevestigd te Apeldoorn, een tip binnengekomen dat de verdachte voor de tipgever in zijn aangiften IB gefingeerde aftrekposten heeft opgevoerd. Naar aanleiding daarvan is de Belastingdienst een onderzoek gestart naar de verdachte en de aangiften IB

op naam van de volgende personen.

[slachtoffer 1]

2008

Op 31 maart 2010 is vanaf het IP-adres van de verdachte de aangifte IB 2008 op naam van

[slachtoffer 1] (hierna: ‘ [slachtoffer 1] ’) bij de Belastingdienst binnengekomen. Een bedrag van

€ 2.940,- is als aftrekbedrag levensonderhoud kinderen opgegeven en daarnaast een bedrag van € 2.993,- als aftrekbedrag voor buitengewone uitgaven. [slachtoffer 1] heeft tegenover de FIOD verklaard dat hij aan de verdachte geen informatie heeft verstrekt over aftrekbedragen voor levensonderhoud kinderen en ook niet voor buitengewone uitgaven.

[slachtoffer 11]

2007

Op 14 maart 2009 is vanaf het IP-adres van de verdachte de aangifte IB 2007 op naam van [slachtoffer 11] (hierna: ‘ [slachtoffer 11] ’) naar de Belastingdienst verzonden. In de aangifte is een bedrag van € 3.995,- aan buitengewone uitgaven en ziektekosten opgegeven en een bedrag van € 1.107,- aan studiekosten (naast een brutoloon van € 9.058). [slachtoffer 11] heeft tegenover de FIOD verklaard dat hij geen aftrekposten aan de verdachte heeft doorgegeven. Voorts heeft hij verklaard dat hij niet ziek is geweest in de periode 2007, dat hij derhalve geen medische kosten heeft gemaakt en dat hij in 2007 ook geen studiekosten heeft gehad.

2008

Eveneens op 14 maart 2009 is vanaf het IP-adres van de verdachte de aangifte IB 2008 op naam van [slachtoffer 11] naar de Belastingdienst verzonden. In de aangifte is een bedrag van € 2.924 aan buitengewone uitgaven en ziektekosten opgegeven. [slachtoffer 11] heeft tegenover de FIOD verklaard dat hij aan de verdachte geen aftrekposten heeft doorgegeven. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft [slachtoffer 11] verklaard dat hij niet chronisch ziek is en destijds ook gezond was.

[slachtoffer 2]

2007

Op 3 december 2008 heeft de Belastingdienst de aangifte IB 2007 op naam van [slachtoffer 2] (hierna: ‘ [slachtoffer 2] ’) ontvangen. Deze aangifte is ondertekend met de DigiD-code van de verdachte. In deze aangifte is (naast een brutoloon van € 9.506,-) een totaalbedrag van € 6.178,- aan buitengewone uitgaven opgenomen, waaronder een vaste aftrek wegens chronische ziekte. [slachtoffer 2] heeft tegenover de FIOD verklaard dat hij nooit buitengewone uitgaven heeft gehad.

2008

Op 23 november 2009 is vanaf het IP-adres van de verdachte de aangifte IB 2008 op naam van [slachtoffer 2] bij de Belastingdienst ingediend. In deze aangifte is een totaalbedrag van € 4.870,- aan buitengewone uitgaven, waaronder tandartskosten, fysiotherapie en uitvaartkosten, en een bedrag van € 1.011,- aan studiekosten, waaronder een dicteerecorder, opgenomen. [slachtoffer 2] heeft tegenover de FIOD verklaard dat hij nooit buitengewone uitgaven heeft gehad. Hij heeft wel eens iets gekocht, maar nooit iets geclaimd. Hij heeft geen uitvaartverzekering, tandartskosten en fysiotherapie gehad. [slachtoffer 2] heeft ter zitting in hoger beroep, gehoord als getuige desgevraagd verklaard dat hij geen studiekosten heeft gemaakt, en zelfs niet weet wat een een dicteerecorder is.

[slachtoffer 3]

2004

Op 20 oktober 2009 heeft de Belastingdienst een aangifte IB 2004 op naam van [slachtoffer 3] (hierna: ‘ [slachtoffer 3] ’) ontvangen. In deze aangifte is een totaalbedrag van € 4.326,- aan buitengewone uitgaven opgenomen, waaronder een vaste aftrek wegens een chronische ziekte.

2005

Op 22 augustus 2009 is bij de Belastingsdienst een aangifte IB 2005 op naam van [slachtoffer 3] binnengekomen. In deze aangifte 2005 is een bedrag van € 5.709,- aan buitengewone uitgaven opgenomen.

2006

Eveneens op 22 augustus 2009 is bij de Belastingdienst een aangifte IB 2006 op naam van [slachtoffer 3] binnengekomen. In deze aangifte is een totaalbedrag van € 6.472,- opgegeven aan buitengewone uitgaven (naast een opgegeven brutoloon van € 11.925,-).

2007

Eveneens op 22 augustus 2009 is bij de Belastingdienst vanaf het IP-adres van de verdachte een aangifte IB 2007 op naam van [slachtoffer 3] binnengekomen. In deze aangifte is aan ziektekosten en andere buitengewone uitgaven een totaalbedrag van € 6.626,- (naast een opgegeven brutoloon van € 12.335,-)..

2008

Eveneens op 22 augustus 2009 is bij de Belastingdienst vanaf het IP-adres van de verdachte een aangifte IB 2008 op naam van [slachtoffer 3] binnengekomen. In deze aangifte is een totaalbedrag van € 7.278,- opgegeven aan ziektekosten en andere buitengewone uitgaven (naast een opgegeven brutoloon van

€ 12.718).

[slachtoffer 3] heeft tegenover de FIOD ten aanzien van de aangiften IB 2004, 2005 en 2006 verklaard dat de verdachte de enige is geweest die ooit van haar belastingpapieren heeft gehad, dus dat zij ervan uit gaat dat de verdachte al deze aangiften heeft ingevuld. Ten aanzien van de aangiften IB 2007 en 2008 heeft zij verklaard dat de verdachte deze aangifte heeft verstuurd.

[slachtoffer 3] heeft voorts tegenover de FIOD ten aanzien van de aangifte IB 2004 verklaard dat zij deze aftrekposten niet aan [verdachte] heeft doorgegeven en dat [verdachte] ook nooit ergens naar heeft gevraagd.

Ten aanzien van de aangifte IB 2005, 2006, 2007 en 2008 heeft zij verklaard dat zij nooit algemene buitengewone uitgaven, specifieke buitengewone uitgaven en overige buitengewone uitgaven heeft gehad. Verhoging specifieke uitgave en extra gezinshulp, overige hulpmiddel, vervoer in verband

met ziekte of invaliditeit en dieetkosten heeft zij ook niet gehad. Fysiotherapie, acupunctuur en uitvaartverzekering klopt niets van, aldus de verklaring van [slachtoffer 3] .

[slachtoffer 4]

2007

Op 18 juli 2009 is vanaf het IP-adres van de verdachte een tweede aangifte IB 2007 op naam van

[slachtoffer 4] (hierna: ‘ [slachtoffer 4] ’) bij de Belastingdienst binnengekomen. In deze aangifte IB is naast de gegevens die in de eerste aangifte zijn opgenomen een bedrag van € 5.759,- aan ziektekosten en andere buitengewone uitgaven, waaronder tandartskosten, dieetkosten en vaste aftrek chronische ziekte en een bedrag van € 1.263,- als uitgaven voor studiekosten, waaronder een dicteerecorder, opgenomen.

2008

Op 18 juli 2009 is vanaf het IP-adres van de verdachte een tweede aangifte IB 2007 op naam van [slachtoffer 4] bij de Belastingdienst binnengekomen. In deze aangifte IB is naast de gegevens die in de eerste aangifte zijn opgenomen een bedrag van € 5.287,- aan ziektekosten en andere buitengewone uitgaven, waaronder dieetkosten en vaste aftrek chronische ziekte, en uitgaven voor studiekosten, waaronder een dicteerecorder.

[slachtoffer 4] heeft over de aangifte IB 2007 tegenover de FIOD verklaard dat haar zoon de eerste aangifte IB 2007 had gedaan en dat de tweede aangifte IB 2007 is gedaan door [naam 1] . Hij stelde zich voor

als belastingadviseur en hij had haar verteld dat zij recht had op veel meer teruggave. Zij heeft voorts verklaard dat zij deze kosten niet heeft gemaakt. Zij heeft met [naam 1] ook niet gesproken over

deze kosten en zij heeft daartoe ook geen gegevens overhandigd.

[slachtoffer 4] heeft over de aangifte IB 2008 tegenover de FIOD verklaard dat zij deze kosten niet heeft gemaakt. Ter zitting in hoger beroep als getuige gehoord, heeft [slachtoffer 4] verklaard nooit met de verdachte te hebben gesproken over kosten en ook nooit bonnen te hebben overhandigd.

De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat hij tegenover de Belastingdienst gebruik maakte van de namen [verdachte] en [naam 1] .

[slachtoffer 5]

2004, 2006, 2007 en 2008

De verdachte heeft op 2 juli 2009 de aangifte IB 2006 op naam van [slachtoffer 5] (hierna: [slachtoffer 5] ) naar de Belastingdienst gestuurd. Op 7 juli 2009, 12 oktober 2009 en 30 september 2009 heeft de Belastingdienst de aangiften IB 2004, 2007 en 2008 ontvangen, waarbij die van 2007 vanaf het IP-adres van de verdachte is verzonden.

In de aangifte IB 2004 is een totaalbedrag van € 7.197,- aan studiekosten en andere buitengewone uitgaven, waaronder dieetkosten, vaste aftrek chronische ziekte en studiekosten ad € 1.309,- waaronder een dictee en grafische calculator.

In de aangifte IB 2006 is een totaalbedrag van € 5.908,- opgenomen aan ziektekosten, studiekosten en andere buitengewone uitgaven, waaronder dieetkosten, vaste aftrek chronische ziekte en studiekosten ad € 1.257,- waaronder een dicteerecorder.

In de tweede aangifte IB 2007 is naast de gegevens die in de eerste aangifte zijn opgenomen een totaalbedrag van € 6.210,- aan ziektekosten, studiekosten en andere buitengewone uitgaven opgenomen, waaronder dieetkosten, vaste aftrek chronische ziekte en studiekosten ad € 1.007,- waaronder een P.C.

In de tweede aangifte IB 2008 is naast de gegevens die in de eerste aangifte zijn opgenomen een totaalbedrag van € 6.929,- aan ziektekosten, studiekosten en andere buitengewone uitgaven opgenomen, waaronder dieetkosten, vaste aftrek chronische ziekte en een dicteerecorder.

[slachtoffer 5] heeft tegenover de FIOD verklaard dat de aangiften vanaf 2004 in 2009 heeft uitbesteed aan de verdachte. De aangiften IB 2005 en 2007 waren al door een buurjongen ingevuld. De tweede aangifte IB 2007 is door de verdachte ingediend.

Ten aanzien van de aangifte IB 2004 heeft [slachtoffer 5] verklaard dat zij geen buitengewone uitgaven heeft gehad. Zij heeft alleen de jaaropgaven aan de verdachte gegeven.

Ten aanzien van de aangifte IB 2006 en de tweede aangifte IB 2007 heeft [slachtoffer 5] verklaard dat zij voor deze aangifte ook alleen een jaaropgave heeft verstrekt aan de verdachte en dat zij deze kosten niet heeft gemaakt.

Ten aanzien van de tweede aangifte IB 2008 heeft [slachtoffer 5] verklaard dat zij deze uitgaven niet heeft gedaan. Zij heeft het met de verdachte niet over deze kosten gehad en zij heeft de verdachte ook niet verteld dat zij die kosten gemaakt zou hebben.

Ter zitting in hoger beroep heeft [slachtoffer 5] , als getuige, verklaard dat zij met de verdachte nooit heeft gesproken over aftrekposten, en hem nooit facturen of bonnen heeft gegeven. De verdachte heeft, zo heeft [slachtoffer 5] ter zitting verklaard, ook nog de aangifte over 2009 verzorgd. Zij heeft deze aangifte nimmer verzonden omdat er allerlei posten in waren verwerkt die onjuist waren. Op haar opmerking dat zij geen bonnen had voor bepaalde uitgaven heeft de verdachte tegen haar gezegd: “dat regel ik wel, die bonnetjes’.

[slachtoffer 7]

2006

Op 4 december 2009 is vanaf het IP-adres van de verdachte een aangifte IB 2006 op naam van

[slachtoffer 7] (hierna: ‘ [slachtoffer 7] ’) bij de Belastingdienst binnengekomen. In deze aangifte is een totaalbedrag van € 6.933,- opgenomen aan studiekosten, ziektekosten en andere buitengewone uitgaven, waaronder dieetkosten, vaste aftrek chronische ziekte en een bedrag van € 1.042 aan studiekosten waaronder een dicteerecorder.

2007

Op 13 oktober 2010 is vanaf het IP-adres van de verdachte een aangifte IB 2007 op naam van [slachtoffer 7] bij de Belastingdienst binnengekomen. In deze aangifte is een totaalbedrag van € 9.193,- aan ziektekosten, studiekosten en andere buitengewone uitgaven opgenomen, waaronder dieetkosten, vaste aftrek chronische ziekte, een dicteerecorder en een wiskundige calculator.

2008

Op 20 mei 2010 is bij de Belastingdienst een tweede aangifte IB 2008 op naam van [slachtoffer 7] binnengekomen. In deze aangifte is een totaalbedrag van € 2.319,- opgenomen aan ziektekosten en andere bijzondere uitgaven.

[slachtoffer 7] heeft tegenover de FIOD over de aangifte IB 2006 verklaard dat de verdachte deze buitengewone uitgaven uit zijn duim heeft gezogen. Hij heeft alleen zijn jaaropgaven en zijn DigiD naar de verdachte opgestuurd.

[slachtoffer 7] heeft over de aangifte IB 2007 tegenover de FIOD verklaard dat hij deze kosten nooit aan de verdachte heeft verstrekt, dat hij de verdachte nooit bonnetjes of facturen heeft gegeven, alleen zijn jaaropgaven en zijn DigiD.

[slachtoffer 7] heeft over de aangifte IB 2008 tegenover de FIOD verklaard dat hij hier niks van af weet en dat de verdachte al zijn aangiften deed.

Ter zitting in hoger beroep heeft [slachtoffer 7] , gehoord als getuige, verklaard nooit een calculator of dicteerecorder te hebben aangeschaft.

[slachtoffer 8]

2004

Op 2 oktober 2009 is vanaf het IP-adres van de verdachte de aangifte IB 2004 op naam van

[slachtoffer 8] (hierna: ‘ [slachtoffer 8] ’) bij de Belastingdienst binnengekomen. In deze aangifte is voor een totaalbedrag van € 5.106,- aan buitengewone uitgaven opgenomen, waaronder dieetkosten. vaste aftrek voor chronische ziekte en een bedrag van € 1.009 aan studiekosten waaronder een wiskundige calculator en een dicteerecorder.

2005

Op 12 januari 2010 is vanaf het IP-adres van de verdachte een tweede aangifte IB 2005 op naam van [slachtoffer 8] bij de Belastingdienst binnengekomen. In deze aangifte is een totaalbedrag van € 4.771,-

aan ziektekosten en andere buitengewone uitgaven opgenomen.

2008

Op 29 juni 2009 is vanaf het IP-adres van de verdachte een tweede aangifte IB 2008 op naam van [slachtoffer 8] bij de Belastingdienst binnengekomen. In deze aangifte is een totaalbedrag van € 7.744,-

aan buitengewone uitgaven, waaronder dieetkosten (€ 1.026,-), vaste aftrek wegens chronische ziekte, fysiotherapie (€ 280,-) en uitvaartverzekering (€ 388,-) alsmede een bedrag van € 1.114,- aan studiekosten, waaronder een dicteerecorder, opgenomen.

[slachtoffer 8] heeft tegenover de FIOD verklaard dat de verdachte zijn aangiften vanaf 2004 heeft ingediend. Ten aanzien van de aangifte IB 2004 en 2005 heeft hij verklaard dat hij die kosten niet heeft gemaakt en dat hij niet eens in Nederland woonde. Voorts heeft hij verklaard dat hij geen papieren aan

de verdachte heeft overhandigd, omdat deze er niet waren. Ten aanzien van de aangifte IB 2008 heeft [slachtoffer 8] verklaard dat hij niets van studiekosten afweet. Hij heeft wel tandartskosten gehad maar die zijn grotendeels door het ziekenfonds vergoed. Hij heeft geen fysiotherapie gehad en heeft ook geen uitvaartverzekering.

Ter zitting in hoger beroep heeft [slachtoffer 8] , gehoord als getuige, verklaard dat hij geen dieetkosten heeft gemaakt, dat hij de verdachte nooit facturen heeft gegeven, dat hij geen studie heeft gevolgd en

ook geen dicteerecorder heeft aangeschaft.

[slachtoffer 12]

2008

Op 18 november 2009 is een derde aangifte IB 2008 op naam van [slachtoffer 12] (hierna: ‘ [slachtoffer 12] ’) door de Belastingdienst ontvangen. In deze aangifte is een totaalbedrag van € 6.469 aan ziektekosten en buitengewone uitgaven opgenomen, waaronder dieetkosten en vaste aftrek wegens chronische ziekte, en € 1.098 aan studiekosten, waaronder een dicteerecorder. Daaraan voorafgaand was op 26 juli 2009 al de tweede belastingaangifte IB 2008 op naam van [slachtoffer 12] door de Belastingdienst ontvangen. Het bankrekeningnummer [rekeningnummer] dat bij deze aangifte was opgegeven, was het bankrekeningnummer

van de verdachte. De opgevoerde kosten zijn in de derde aangifte niet veranderd, alleen het bankrekeningnummer is gewijzigd.

2009

Op 6 juli 2010 is een aangifte IB 2009 op naam van [slachtoffer 12] bij de Belastingdienst binnengekomen.

Op deze aangifte is een bedrag van € 3.022,- aan uitgaven voor specifieke zorgkosten en € 1.685,-

aan studiekosten opgenomen.

[slachtoffer 12] heeft tegenover de FIOD over de tweede en derde aangifte IB 2008 verklaard dat hij alles aan de verdachte heeft gegeven, hij geen studie meer heeft gedaan na de Mavo en dat hij geen gezinshulp heeft gehad. De in de aangifte opgenomen kosten zijn niet met hem besproken en hij wist niet dat deze kosten werden opgevoerd en afgetrokken. Ten aanzien van de aangifte IB 2009 heeft [slachtoffer 12] verklaard dat hij de in de aangifte opgenomen kosten niet heeft gemaakt en dat hij ook geen bonnen heeft van deze kosten. Ter zitting in hoger beroep heeft [slachtoffer 12] , gehoord als getuige, verklaard dat hij geen dieetkosten heeft gemaakt, dat hij de verdachte nooit bonnetjes heeft gegeven maar alleen jaaropgaven van zijn inkomsten, dat hij nooit met de verdachte heeft gesproken over kosten, en ook geen dicteerecorder heeft aangeschaft

[slachtoffer 13]

2004

Op 26 maart 2006 heeft de Belastingdienst de aangifte IB 2004 op naam van [slachtoffer 13] (hierna: ‘ [slachtoffer 13] ’) ontvangen, verstuurd vanaf het IP adres van de verdachte. In deze aangifte is een bedrag van € 5.311,- aan ziektekosten en buitengewone uitgaven, waaronder kosten voor een keuring en een bedrag van € 1.715,- aan studiekosten, waaronder een printer-scanner en een dicteerecorder.

2005

Op 26 maart 2006 heeft de Belastingdienst de aangifte IB 2005 op naam van [slachtoffer 13] ontvangen, verstuurd vanaf het IP adres van de verdachte. In deze aangifte is een bedrag van € 8.797,- aan kosten eigen woning opgenomen, waaronder een geldlening ouders en andere familieleden en een taxatierapport , een bedrag van € 3.583,- aan ziektekosten en andere buitengewone uitgaven, waaronder een keuring, en een bedrag van € 1.390,- aan studiekosten, waaronder een printer-scanner en een dicteerrecorder.

2006

Op 28 mei 2007 heeft de Belastingdienst de aangifte IB 2006 op naam van [slachtoffer 13] ontvangen, verstuurd vanaf het IP adres van de verdachte. In deze aangifte is een bedrag van € 6.205,- aan

kosten eigen woning opgenomen, waaronder een geldlening ouders en andere familieleden en een taxatierapport, een bedrag van € 7.198,- aan ziektekosten en andere buitengewone uitgaven en

€ 1.203,- aan studiekosten, waaronder een dicteerrecorder.

2007

Op 13 april 2008 heeft de Belastingdienst de aangifte IB 2007 op naam van [slachtoffer 13] ontvangen, verstuurd vanaf het IP adres van de verdachte. In deze aangifte is een bedrag van € 6.485,- aan kosten eigen woning opgenomen, waaronder een geldlening van familie en een taxatierapport, een bedrag van

€ 6.522,- aan ziektekosten en andere buitengewone uitgaven en € 1.402,- aan studiekosten, waaronder een dicteerrecorder.

2008

Op 21 april 2009 heeft de Belastingdienst een aangifte IB 2008 ontvangen op naam van [slachtoffer 13] vanaf het IP-adres van de verdachte. In deze aangifte is een bedrag van € 7.532,- aan aftrekposten

eigen woning opgenomen, waaronder een lening bij familieleden en een taxatierapport, € 3.120,-

aan ziektekosten en andere buitengewone uitgaven en € 1.406,- aan studiekosten en andere scholingsuitgaven, waaronder een dicteerecorder.

2009

Op 9 juni 2010 is vanaf het IP-adres van de verdachte een tweede aangifte IB 2009 naar de Belastingdienst verzonden. In deze aangifte is een bedrag van € 8.231,- aan aftrekposten eigen woning opgenomen, waaronder een taxatierapport en een bedrag van € 2.036,- aan studiekosten en andere scholingsuitgaven.

[slachtoffer 13] heeft over de aangifte IB 2004 tegenover de FIOD verklaard dat dit de eerste aangifte van hem is die door de verdachte is ingevuld. [slachtoffer 13] heeft verklaard dat de ziektekosten wel kunnen kloppen, omdat zijn implantaten wel € 10.000,- hebben gekost, maar dat was over meerdere jaren.

Een printer-scanner kent hij niet en een dicteerecorder heeft hij ook nooit gekocht.

[slachtoffer 13] heeft over de aangifte IB 2005 verklaard dat deze aangifte op dezelfde dag is gedaan als de aangifte IB 2004 en dat deze twee aangiften door de verdachte zijn gedaan. [slachtoffer 13] heeft verklaard dat hij geen geld van zijn ouders heeft geleend.

[slachtoffer 13] heeft over de aangifte IB 2006 verklaard dat de verdachte deze aangifte heeft ingevuld. Hij heeft ook in 2006 geen geld van zijn ouders geleend, zijn woning is in 2006 niet getaxeerd en hij heeft in dat jaar geen studiekosten gehad.

[slachtoffer 13] heeft over de aangifte IB 2007 verklaard dat de verdachte deze aangifte heeft ingevuld en naar de Belastingdienst heeft gestuurd. Voorts heeft hij verklaard dat hij geen lening bij zijn ouders heeft gehad en geen kosten voor een taxatierapport. De opgevoerde studiekosten heeft hij niet op deze wijze gemaakt.

[slachtoffer 13] heeft over de aangifte IB 2008 verklaard dat de verdachte deze aangifte heeft gedaan, en daarvoor zijn DigiD heeft gebruikt. Voorts heeft hij verklaard dat wat betreft de opgevoerde kosten hetzelfde geldt als voor de aangifte IB 2007.

[slachtoffer 13] heeft over de aangifte IB 2009 verklaard dat de eerste aangifte IB 2009 door de verdachte is gedaan en dat hij niet wist dat er een tweede aangifte IB 2009 was gedaan en dat de verdachte dit dan gedaan moet hebben. Voorts heeft hij verklaard dat wat betreft de opgevoerde kosten hetzelfde geldt als voor de aangiften IB 2007 en 2008.

Ter zitting in hoger beroep heeft [slachtoffer 13] , gehoord als getuige, verklaard dat hij geen lening heeft afgesloten bij familieleden of vrienden, ter financiering van zijn woning.

[slachtoffer 14]

2008

Op 18 mei 2010 is vanaf het IP-adres van de verdachte een derde aangifte IB 2008 bij de Belastingdienst binnengekomen op naam van [slachtoffer 14] (hierna: ‘ [slachtoffer 14] ’). In deze aangifte is een bedrag van € 2.036,- aan ziektekosten en andere buitengewone uitgaven opgenomen, waaronder medicijnen, overige hulpmiddelen en premie aanvullende vezekering.

In reactie op een daartoe gestuurde vragenbrief heeft de Belastingdienst op 24 augustus 2010 een ongetekende getypte brief ontvangen waarin onder meer wordt gemeld dat ten aanzien van de geclaimde aanvullende verzekering een vergissing is gemaakt en voor de uitgaven ter zake van medicijnen geen bewijsmiddelen getoond kunnen worden. Bij de brief zijn kopieën van diverse bonnetjes gevoegd (terzake van de geclaimde overige hulpmiddelen) waaronder kosten voor contactlenzen(vloeistoffen) en taxikosten.

[slachtoffer 14] heeft tegenover de FIOD over deze aangifte verklaard dat hij geen idee heeft hoe de verdachte aan de bonnen komt, dat de verdachte daar nooit naar heeft gevraagd en dat de verdachte ze dus ook nooit van hem heeft kunnen krijgen en voorts heeft [slachtoffer 14] verklaard dat ze geen contactlenzen draagt en vanwege de kosten nooit een taxi gebruikt. [slachtoffer 14] verklaart voorts dat ze zelf geen antwoordbrief heeft verzonden naar de Belastingdienst maar daarover wel contact over heeft gehad met de verdachte (zij heeft hem een kopie gestuurd van de vragenbrief) en ze heeft later in telefonisch contact met de Belastingdienst vernomen dat de Belastingdienst hierover in contact was met de verdachte.

Ter zitting in hoger beroep heeft [slachtoffer 14] , gehoord als getuige, verklaard dat zij niet heeft gesproken met verdachte over kosten en ook nooit bonnen aan hem heeft verstrekt.

[slachtoffer 9]

2008

Op 19 mei 2010 is vanaf het IP-adres van de verdachte bij de Belastingdienst een tweede aangifte IB 2008 op naam van [slachtoffer 9] (hierna: ‘ [slachtoffer 9] ’) binnengekomen. In deze aangifte is een bedrag van € 327,- aan tandartskosten opgenomen.

[slachtoffer 9] heeft over het jaar 2008 tegenover de FIOD verklaard dat hij wel tandartskosten heeft betaald (tot een bedrag van € 42,-), maar dat zij die niet heeft gedeclareerd.

[slachtoffer 15]

2007

Op 28 oktober 2008 heeft de Belastingrecht een tweede aangifte IB 2007 ontvangen op naam van

[slachtoffer 15] (hierna: ‘ [slachtoffer 15] ). In deze aangifte is een bedrag van € 600,- opgenomen aan kosten levensonderhoud kinderen, een bedrag van € 1.332,- aan ziektekosten en andere buitengewone uitgaven, waaronder een aftrek kosten wegens chronische ziekte.

2008

Op 4 en 19 juni 2009 is een vooraf ingevuld belastingformulier op naam van [slachtoffer 15] naar het IP-adres van de verdachte gedownload. Vervolgens heeft de Belastingdienst op 19 juni 2009 een aangifte IB 2008 op naam van [slachtoffer 15] ontvangen. In deze aangifte is een bedrag van € 3.199,- aan ziektekosten en andere buitengewone uitgaven opgenomen, waaronder een aftrek kosten wegens chronische ziekte, en een bedrag van € 1.018,- aan studiekosten en andere scholingsuitgaven (waaronder schrijfgerei en boeken).

[slachtoffer 15] heeft ter terechtzitting in hoger beroep, als getuige gehoord, verklaard dat de verdachte in 2007 voor het eerst voor hem de aangifte heeft verzorgd. Hij heeft verklaard dat hij in 2007 en 2008 niet chronisch ziek was en dat hij geen ziektekosten heeft gehad. Voorts heeft hij verklaard dat zijn dochter niet bij hem woonde in genoemde jaren. Hij heeft in 2007 of 2008 geen studie gevolgd en geen boeken gekocht. Hij kan, aldus zij verklaring, zelfs in het geheel niet lezen en schrijven.

[slachtoffer 16]

2005

Op 23 maart 2006 is bij de Belastingdienst een aangifte IB 2005 op naam van [slachtoffer 16] (hierna: ‘ [slachtoffer 16] ’) binnengekomen. In deze aangifte is een bedrag van € 700,- opgenomen aan kosten eigen woning, te weten taxatiekosten en kosten geldlening van familie. Voorts zijn begrafeniskosten opgenomen voor een bedrag van € 288,- en studiekosten en andere scholingsuitgaven voor een totaalbedrag van € 1.796,-.

2006

Op 1 mei 2007 is bij de Belastingdienst een aangifte IB 2006 op naam van [slachtoffer 16] binnengekomen. In deze aangifte is een bedrag van € 370,- opgenomen aan kosten eigen woning, te weten kosten geldlening van familie. Voorts zijn studiekosten en andere scholingsuitgaven (waaronder een dictee apparaat) voor een totaalbedrag van € 1.155,-.

2007

Op 21 april 2008 heeft de Belastingdienst een aangifte IB 2007 op naam van [slachtoffer 16] ontvangen. In deze aangifte is een bedrag van € 477-, te weten kosten geldlening van familie. Voorts zijn studiekosten en andere scholingsuitgaven opgevoerd voor een totaalbedrag van € 1.069,-.

2008

Op 22 april 2009 een aangifte IB 2008 op naam van [slachtoffer 16] bij de Belastingdienst binnengekomen. Voordat de aangifte IB 2008 naar de Belastingdienst is verzonden, is op 13 april 2009 een vooraf ingevuld aangifteformulier op naam van [slachtoffer 16] naar het IP-adres van de verdachte gedownload. In deze aangifte is een bedrag van € 877,- opgenomen aan kosten eigen woning, te weten taxatiekosten en kosten geldlening van familie. In de aangifte is verder € 535,- aan dieetkosten opgevoerd. Voorts zijn studiekosten

en andere scholingsuitgaven opgevoerd (waaronder een dictee recorder) voor een totaalbedrag van

€ 1.202,-.

[slachtoffer 16] heeft tegenover de FIOD verklaard dat hij zijn aangiften over de jaren 2005-2010 door de verdachte heeft laten doen. Ten aanzien van de aangifte IB 2005 heeft [slachtoffer 16] verklaard dat hij zijn woning niet in 2005 heeft laten taxeren, dat hij de geldleningen buiten de hypotheek niet herkend, dat de begrafeniskosten onzin zijn evenals de studiekosten.

Ten aanzien van de aangifte IB 2006 heeft [slachtoffer 16] met betrekking tot de opgevoerde aftrekposten verklaard dat daarvoor hetzelfde geldt als voor de aangifte IB 2005.

Ten aanzien van de aangifte IB 2007 heeft [slachtoffer 16] met betrekking tot de opgevoerde aftrekposten verklaard dat daarvoor hetzelfde geldt als voor de aangifte IB 2005 en 2006.

Ten aanzien van de aangifte IB 2008 heeft [slachtoffer 16] met betrekking tot de opgevoerde aftrekposten verklaard dat daarvoor hetzelfde geldt als voor de aangiften IB 2005, 2006 en 2007.

Ter zitting heeft [slachtoffer 16] , gehoord als getuige, verklaard dat hij geen studiekosten of dieetkosten heeft gemaakt, en evenmin een dictee recorder heeft aangeschaft.

[slachtoffer 17] en [slachtoffer 18]

2005

Op 18 april 2006 is bij de Belastingdienst een aangifte IB 2005 op naam van [slachtoffer 17] (hierna: ‘ [slachtoffer 17] ’) ontvangen. De aangifte bevat mede de gegevens van partner [slachtoffer 18] (hierna: ‘ [slachtoffer 18] ’). In de aangifte is een bedrag van € 1.045,- opgenomen aan kosten eigen woning, bestaande uit de posten taxatiekosten en geldlening familie. Voorts is een bedrag van € 211,- aan begrafeniskosten opgenomen en € 132,- ter zake van keuring en vervoer in verband met ziekte. Ter zake van studiekosten en andere scholingsuitgaven is een totaalbedrag van € 1.055,- opgevoerd.

2006

Op 6 april 2007 heeft de Belastingdienst een aangifte IB 2006 op naam van [slachtoffer 17] ontvangen. De aangifte bevat mede de gegevens van partner [slachtoffer 18] . In deze aangifte is een bedrag van € 144,- ter zake van de post keuring, vervoer in verband met ziekte, opgenomen. Voorts is een totaalbedrag van € 1.079,- opgenomen ter zake van studiekosten en andere scholingsuitgaven.

2007

Op 9 april 2008 is bij de Belastingdienst een aangifte IB 2007 op naam van [slachtoffer 17] binnengekomen. De aangifte bevat mede de gegevens van partner [slachtoffer 18] . In deze aangifte is een bedrag van € 1.023,- ter zake van kosten eigen woning opgenomen, bestaande uit rente zonder hypothecaire lening, rente onderhoud en verbetering, alsmede rente geldlening van familie. Voorts is een bedrag voor studiekosten en andere scholingsuitgaven opgenomen voor een totaalbedrag van € 1.079,-.

2008

Op 27 april 2009 is vanaf het IP-adres van de verdachte een aangifte IB 2008 op naam van [slachtoffer 17] naar de Belastingdienst verzonden, vanaf het IP adres van de verdachte. Deze aangifte bevat mede de gegevens van partner [slachtoffer 18] . In deze aangifte is een bedrag van € 2.993,- ter zake van kosten eigen woning opgenomen, bestaande uit rente zonder hypothecaire lening, rente onderhoud en verbetering, geld lening van famile en taxatierapport. Voorts is een bedrag opgenomen van € 645,- aan ziektekosten en andere buitengewone uitgaven terzake van dieetkosten en vervoer in verband met ziekte of invaliditeit en voorts zijn studiekosten en andere scholingsuitgaven opgenomen voor een totaalbedrag van € 1.141,-.

2009

Op 10 juni 2010 is vanaf het IP-adres van de verdachte een tweede aangifte IB 2009 op naam van

[slachtoffer 17] naar de Belastingdienst gezonden. In deze aangifte is een bedrag van € 2.143,- ter zake van kosten eigen woning opgenomen, bestaande uit rente zonder hypothecaire afschrijving, rente onderhoud en verbetering, en taxatierapport.

[slachtoffer 17] heeft tegenover de FIOD ten aanzien van de aangifte IB 2005 verklaard dat de verdachte deze aangifte heeft opgemaakt en ingestuurd en dat hij geen geld van zijn ouders of andere familieleden heeft geleend, dat zijn huis in dat jaar niet is getaxeerd, dat hij geen begrafeniskosten heeft gehad en ook geen studiekosten of andere scholingsuitgaven.

[slachtoffer 17] heeft tegenover de FIOD ten aanzien van de aangifte IB 2006 verklaard dat de verdachte deze aangifte heeft opgemaakt en ingestuurd en hij geen kosten ter zake van keuring, vervoer in verband met ziekte, heeft gehad alsmede geen studiekosten en andere scholingsuitgaven. Hij heeft in 2006 wel een studie gedaan maar die is door zijn werkgever betaald.

[slachtoffer 17] heeft tegenover de FIOD ten aanzien van de aangifte IB 2007 verklaard dat de verdachte deze aangifte heeft opgemaakt en ingestuurd en dat de posten rente zonder hypothecaire inschrijving, rente onderhoud en verbetering en geldlening van familie hem niets zeggen. Voorts heeft hij geen studiekosten en andere scholingsuitgaven gehad. In 2007 is hij naar Drenthe verhuisd, voor zijn woning in Hoogeveen heeft hij (zo heeft hij ter zitting in hoger beroep, gehoord als getuige, verklaard) wel gedeeltelijk een lening bij zijn familie te hebben afgesloten. In de aangifte over 2007 is alleen de woning in Amsterdam (Bos en Lommerweg) vermeld.

[slachtoffer 17] heeft tegenover de FIOD ten aanzien van de aangifte IB 2008 verklaard dat de verdachte deze aangifte heeft opgemaakt en ingestuurd en dat de posten rente zonder hypothecaire inschrijving en rente onderhoud en verbetering hem niets zeggen. Het taxatierapport klopt ook niet. Hij heeft geen vervoer

in verband met ziekte of invaliditeit gehad en ook geen dieet, en evenmin studiekosten of andere scholingsuitgaven. Hij heeft in 2008 wel een studie gedaan maar die is door zijn werkgever betaald.

[slachtoffer 17] heeft tegenover de FIOD ten aanzien van de aangiften IB 2009 verklaard dat de verdachte

de eerste aangifte heeft ingediend en dat hij geen idee heeft waarom de tweede aangifte is ingediend.

Voorts heeft hij verklaard dat de posten rente zonder hypothecaire inschrijving, en rente onderhoud

en verbetering hem niets zeggen. Het taxatierapport klopt ook niet.

[slachtoffer 19] en [slachtoffer 20]

2005

Op 3 april 2006 is bij de Belastingdienst binnengekomen een aangifte IB 2005 op naam van [slachtoffer 19] (hierna: ‘ [slachtoffer 19] ’). Deze aangifte bevat mede de gegevens van partner [slachtoffer 20] (hierna: ‘ [slachtoffer 20] ’).

In deze aangifte is als kosten eigen woning een bedrag van € 1.087,- opgenomen ter zake van rente onderhoud en verbetering, geldlening van familie en een taxatierapport. Voorts zijn studiekosten en andere scholingsuitgaven partner opgenomen, waaronder een P.C. en een dictee apparaat, voor een totaalbedrag van € 1.446,-.

2006

Op 5 april 2007 is bij de Belastingdienst binnengekomen een aangifte IB 2006 op naam van [slachtoffer 19] . Deze aangifte bevat mede de gegevens van partner [slachtoffer 20] . In deze aangifte is ter zake van kosten eigen woning (naast een bedrag voor in aftrek gebrachte hypotheekrente ) een bedrag van € 1.364,- opgenomen ter zake van uit rente zonder hypothecaire inschrijving, rente onderhoud en verbetering, geldlening van familie en een taxatierapport. Voorts zijn studiekosten en buitengewone uitgaven opgenomen voor een totaalbedrag van € 791,- en studiekosten en buitengewone uitgaven partner voor een totaalbedrag van

€ 1.111,-.

2007

Op 8 april 2008 is bij de Belastingdienst binnengekomen een aangifte IB 2007 op naam van [slachtoffer 19] . Deze aangifte bevat mede de gegevens van partner [slachtoffer 20] . In deze aangifte is als kosten eigen woning een bedrag van € 1.466,- opgenomen ter zake van rente zonder hypotheciare inschrijving, rente onderhoud en verbetering, geldlening van familie en een taxatierapport. Voorts zijn studiekosten en buitengewone uitgaven opgenomen voor een totaalbedrag van € 902,- en studiekosten en buitengewone uitgaven partner voor een totaalbedrag van € 1.068,-.

2008

Op 27 april 2009 is vanaf het IP-adres van de verdachte een aangifte IB 2008 op naam van [slachtoffer 19] naar de Belastingdienst gestuurd. Deze aangifte bevat mede de gegevens van partner [slachtoffer 20] . In deze aangifte is een bedrag van € 433,- opgenomen als aftrekpost geldlening familie. Voorts is een totaalbedrag van

€ 1.642,- aan ziektekosten (waaronder dieetkosten) en andere bijzondere uitgaven opgenomen, een totaalbedrag van € 981,- ter zake van studiekosten en andere scholingsuitgaven ( [slachtoffer 19] ) en een totaalbedrag van € 1.294,- aan studiekosten en andere scholingsuitgaven partner ( [slachtoffer 20] ).

2009

Op 21 mei 2010 is vanaf het IP-adres van de verdachte een tweede aangifte IB 2009 op naam van

[slachtoffer 19] naar de Belastingdienst gezonden. In deze aangifte is een bedrag van € 372,- opgenomen ter zake van een taxatierapport.

[slachtoffer 20] heeft tegenover de FIOD ten aanzien van de aangifte IB 2005 verklaard dat de verdachte deze heeft ingevuld en opgestuurd. Ten aanzien van de verschillende aftrekposten heeft hij verklaard dat er geen geld is geleend voor verbouwingen en dat er ook geen geld is geleend van familie. Er heeft in 2005 ook geen taxatie plaatsgevonden. De studiekosten die voor hem zijn opgevoerd kloppen niet. Hij heeft nooit aan de verdachte opgave gedaan van gemaakte studiekosten, en hij weet niet dat (in de aangifte opgevoerd) een dictee recorder is

[slachtoffer 20] heeft tegenover de FIOD ten aanzien van de aangifte IB 2006 verklaard dat de verdachte deze heeft ingevuld en opgestuurd. Ten aanzien van de verschillende aftrekposten heeft hij verklaard dat voor wat betreft de kosten eigen woning alleen de hypotheekrente correct is, de rest klopt niet. Ook de studiekosten kloppen niet, er zijn wel enige kosten gemaakt maar te weinig om boven de drempel uit te komen.

[slachtoffer 20] heeft tegenover de FIOD ten aanzien van de aangifte IB 2007 verklaard dat de verdachte deze heeft ingevuld en opgestuurd en dat voor wat betreft de opgevoerde aftrekposten voor deze aangifte hetzelfde geldt als voor de aangiften 2005 en 2006.

[slachtoffer 20] heeft tegenover de FIOD ten aanzien van de aangifte IB 2008 verklaard dat de verdachte deze heeft ingevuld en opgestuurd. Hij heeft voorts verklaard dat alle kosten buiten de aankoop van een eigen woning onzin zijn.

[slachtoffer 20] heeft tegenover de FIOD ten aanzien van de aangifte IB 2009 verklaard dat hij niet wist dat er een tweede aangifte over dat jaar is ingediend. De aangifte heeft een brief van de Belastingdienst gekruist, waarin werd medegedeeld dat bij de aanslagregeling zou worden afgeweken van de aangifte en er een boete zou worden opgelegd, waarna [slachtoffer 20] contact heeft opgenomen met de verdachte.

Ter zitting in hoger beroep heeft [slachtoffer 20] , gehoord als getuige, verklaard dat hij alleen voor zijn werk gebruik heeft gemaakt van een dicteerapparaat (dat eigendom was van de werkgever), dat hij geen geld heeft geleend bij familie, en geen dieetkosten heeft gemaakt.

Bespreking gevoerde verweren ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit

Impliciet kwaliteitsdelict

De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte de voor artikel 69, tweede lid, AWR (impliciet) vereiste kwaliteit ontbeert en dat de verdachte om die reden vrijgesproken dient te worden van het onder 1 ten laste gelegde feit.

Het hof verwerpt dit verweer. In artikel 69 AWR is slechts sprake van kwaliteitsdelicten indien en voor zover er wordt terugverwezen naar de in artikel 68, eerste lid, AWR omschreven gedragingen. De verdachte wordt evenwel verweten namens meerdere belastingplichtigen onjuiste belastingaangiften te hebben gedaan, zonder dat daarbij sprake is van enige terugwijzing naar de in artikel 68, eerste lid, AWR , genoemde verplichtingen voor bedoelde belastingplichtigen.

De verdachte kan dan ook zelfstandig worden vervolgd voor het doen van onjuiste belastingaangiften op naam van – indien hij de DigiD van de belastingplichtige heeft gebruikt – of ten behoeve van – indien de verdachte het aangifteformulier heeft ingevuld en gestuurd naar de belastingplichtige, die het aangifteformulier vervolgens zelf heeft ingediend – bedoelde belastingplichtigen. Het andersluidende standpunt van de verdediging vindt geen steun in het recht.

Bewijsverweer en afwijzing getuigenverzoek

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte ten aanzien van de in het vonnis onder 4.1 genoemde aangiften vrijgesproken dient te worden, indien niet is komen vast te staan dat die vanaf het IP-adres van de verdachte zijn verzonden of indien niet is komen vast te staan dat deze met de DigiD van de verdachte zijn ondertekend. Indien van deze omstandigheden geen sprake is, kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat die aangiften wel door de verdachte zijn ingediend.

Het hof verwerpt dit verweer. In de gevallen dat niet is komen vast te staan dat de aangifte vanaf het

IP-adres van de verdachte is verzonden of met de DigiD van de verdachte is ondertekend, is door de betreffende belastingplichtige verklaard dat de aangifte door de verdachte is ingevuld. Nu alle belastingplichtigen consequent en eensluidend hebben verklaard (over hun overeenkomst met de verdachte om tegen betaling hun belastingaangifte(n) door hem te laten verzorgen) en hun aangiften IB eenzelfde patroon aan (deels bijzondere) aftrekposten vertonen (zoals aftrek lening van familie, dieetkosten, en dicteerecorder), acht het hof de verklaringen van de belastingplichtigen betrouwbaar en gaat het hof er van uit dat ook in genoemde gevallen de aangiften door de verdachte zijn verzorgd. De enkele ontkenning van de verdachte dat hij bepaalde aangiften niet zou hebben ingevuld, schuift het hof gelet op het voorgaande terzijde.

Het op hoofdlijnen consequent en eenduidig verklaren door de in hoger beroep gehoorde getuigen brengt tevens mee dat het hof komt tot afwijzing van het door de verdediging na afwijzing gehandhaafde verzoek tot het horen van de getuigen [slachtoffer 6] en [slachtoffer 10] . Het hof acht – bij gebreke van een voldoende nadere onderbouwing - het horen van deze getuigen tegen de achtergrond van de verklaringen van de

wel gehoorde getuigen waaruit een eenduidig beeld naar voren komt, niet meer van belang voor het nemen van enige beslissing als bedoeld in artikel 348 en 350 Wetboek van Strafvordering en evenmin noodzakelijk.

Inkeerregeling

Het door de verdediging gevoerde verweer dat bij bepaalde aangiften sprake is geweest van inkeer in

de zin van artikel 69, derde lid, AWR behoeft geen bespreking meer, nu het hof de tenlastelegging ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit zo heeft uitgelegd, dat telkens enkel de laatste aangifte van een belastingjaar ten laste is gelegd zodat een eventuele inkeer daarin verwerkt is.

Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit

Het hof neemt over de volgende in het vonnis op pagina 14 en 15 opgenomen overweging van de rechtbank ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit:

Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde

Verdachte heeft de aangiften IB 2005 tot en met 2009 op zijn eigen naam zelf bij de Belastingdienst ingediend. Tot 2007 bevatten de aangiften IB ook de gegevens van partner [slachtoffer 10] . Op 15 maart 2006 is de aangifte IB 2005 bij de Belastingdienst binnengekomen. In die aangifte zijn een brutoloon bij werkgever Gemeente Amsterdam en een bedrag van Payroll service opgegeven. Als aftrekposten zijn kosten voor de eigen woning (waaronder een taxatierapport), ziektekosten en andere buitengewone uitgaven (waaronder een ooglaserbehandeling en vaste aftrek wegens chronische ziekte), studiekosten en studiekosten partner (waaronder bedragen voor een PC voor zichzelf en voor zijn partner en voor een dicteerecorder). In de aangiften IB 2006 en 2007 is eveneens het brutoloon bij werkgever Gemeente Amsterdam opgegeven. Daarnaast bestonden de aftrekposten in beide jaren wederom uit kosten voor de eigen woning (waaronder telkens een taxatierapport), ziektekosten en andere buitengewone uitgaven (waaronder telkens een ooglaserbehandeling en vaste aftrek wegens chronische ziekte) en studiekosten voor verdachte zelf en zijn partner (waaronder telkens bedragen voor een PC). In 2006 is bij de studiekosten een bedrag voor een dicteerecorder opgegeven en in 2007 bij de ziektekosten een keuring. In de aangifte IB 2008 die de Belastingdienst op 7 januari 2009 heeft ontvangen, is het brutoloon bij werkgever Gemeente Amsterdam opgegeven. De aftrekposten die zijn opgevoerd, bestonden uit de kosten voor eigen woning (waaronder een taxatierapport), ziektekosten en buitengewone uitgaven (waaronder een keuring, ooglaserbehandeling en vaste aftrek wegens chronische ziekte) en studiekosten (waaronder bedragen voor een dicteerecorder en een PC). De aangifte IB 2008 heeft verdachte opnieuw op 10 januari 2009 naar de Belastingdienst verzonden, maar daarin is geen aanpassing aangebracht in het inkomen van verdachte alsmede de hiervoor genoemde aftrekposten. Over 2009 heeft de Belastingdienst twee aangiften IB ontvangen, te weten op 12 juli 2010 en 26 januari 2011. In de eerste aangifte wordt het brutoloon bij werkgever Gemeente Amsterdam en een geldbedrag afkomstig van het UWV opgegeven. Verder staan als aftrekposten de kosten voor eigen woning, ziektekosten en studiekosten vermeld. Een deel van deze aftrekposten zijn in de tweede aangifte komen te vervallen, maar het opgegeven brutoloon bestaat nog steeds uit het brutoloon bij werkgever Gemeente Amsterdam alsmede de inkomsten van UWV.

Uit hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van het onder 1 en 3 ten laste gelegde blijkt dat verdachte inkomsten heeft verworven door het doen van de aangifte IB op naam van derden. Door deze inkomsten niet in zijn aangiften IB 2006 tot en met 2009 te vermelden als resultaat uit overige werkzaamheden, zijn die aangiften onjuist en onvolledig. Uit de omstandigheid dat uit D-642 blijkt dat het resultaat uit overige werkzaamheden voor het jaar 2005 door de Belastingdienst is gecorrigeerd van € 0,- naar € 330,-, kan worden afgeleid dat verdachte ook in dat jaar overige inkomsten heeft genoten die hij niet bij de aangifte IB heeft opgegeven.

Verder kan worden vastgesteld dat verdachte aftrekposten heeft opgevoerd die onjuist blijken te zijn. Een voorbeeld hiervan is dat verdachte in de jaren 2005 tot en met 2008 als aftrekpost heeft opgegeven dat er kosten zijn gemaakt voor een ooglaserbehandeling. Uit de factuur en de verklaring van de oogarts [naam 3] blijkt echter dat verdachte deze ooglaserbehandeling alleen in 2002 heeft ondergaan. Ook partner [slachtoffer 10] en zoon [naam 2] hebben verklaard geen ooglaserbehandeling te hebben ondergaan. Verder heeft [slachtoffer 10] verklaard dat zij de opgevoerde studiekosten over de jaren 2005 tot en met 2007 niet heeft gemaakt en dat de bedragen die zijn opgenomen bij de aftrekpost geldlening familie, te hoog zijn of haar niets zeggen. Daarbij vertoont het patroon van aftrekposten op de aangiften IB 2005 tot en met 2009 hetzelfde patroon als de aangiften IB zoals vermeld onder punt 4.1. In de aangiften op naam van verdachte komen dezelfde opvallende aftrekposten voor, waarbij het opmerkelijk is dat de kosten voor een taxatierapport, PC en een dicteerecorder (met uitzondering van 2007) jaarlijks terugkomen. Verder is het merkwaardig dat uit de aangiften IB blijkt dat verdachte zowel in 2007 als in 2008 een keuring heeft ondergaan. Bovendien heeft verdachte op geen enkele andere wijze aannemelijk gemaakt dat hij de door hem opgevoerde aftrekposten heeft gehad.

Het voorgaande brengt met zich dat de rechtbank van oordeel is dat verdachte opzettelijk onjuiste aangiften IB over de jaren 2005 tot en met 2009 heeft gedaan. Er zijn immers te lage bedragen aan resultaat overige werkzaamheden opgevoerd en de aftrekposten zijn te hoog dan wel gefingeerd. Hierdoor is er door de Belastingdienst over het inkomen van verdachte te weinig belasting geheven. Hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van de inkeer geldt ook voor het onder 2 ten laste gelegde. Hoewel verdachte bij zijn aangifte IB 2009 de aftrekposten heeft gewijzigd, is het door hem opgegeven brutoloon nog steeds te laag wegens het ontbreken van de post resultaat uit overige werkzaamheden. Het onder 2 ten laste gelegde kan dan ook ten aanzien van alle ten laste gelegde aangiften bewezen kan worden verklaard. Het verweer dat verdachte in de bezwaar- en beroepsprocedures tegen de naheffing gedeeltelijk in het gelijk is gesteld, wordt verworpen. Uit de uitspraken van de bestuursrechter blijkt immers dat dat niet het geval is.

Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet bewezen kan worden verklaard dat ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde sprake is van medeplegen. Verdachte wordt dan ook van dat onderdeel van de tenlastelegging vrijgesproken.

Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het overdragen, omzetten en gebruik maken wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. Het witwassen door middel van het verwerven en voorhanden hebben kan niet als zodanig gekwalificeerd worden. De verdediging heeft om die reden verzocht de verdachte vrij te spreken respectievelijk te ontslaan van alle rechtsvervolging ten aanzien van het ten laste gelegde gewoontewitwassen.

Het hof stelt op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting vast dat geen sprake is geweest van het enkele verwerven of voorhanden hebben van geld dat van misdrijf afkomstig is. De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat hij van de geldbedragen die hij van de belastingplichtigen ontving voor het indienen van de aangiften IB, zijn vaste lasten heeft betaald. Dit brengt mee dat bewezen kan worden verklaard dat de verdachte van misdrijf afkomstige geldbedragen heeft omgezet. Het beroep van de verdediging op de kwalificatie-uitsluitingsgrond mist derhalve feitelijke grondslag en wordt verworpen.

De geldbedragen die de belastingplichtigen van de Belastingdienst terugkregen, werden op hun bankrekening gestort. Nu deze bedragen werden verkregen als gevolg van de door de verdachte opzettelijk onjuist gedane aangiften door het opvoeren van gefingeerde aftrekposten, zijn de geldbedragen van misdrijf afkomstig. Volgens de verklaring van de verdachte zelf en volgens de verklaringen van de betreffende belastingplichtigen die de teruggaven ontvingen, ontving de verdachte vervolgens van hen een percentage als vergoeding voor het doen van de aangiften IB. Nu de verdachte gedurende een aantal jaren en van verschillende personen deze geldbedragen op zijn rekening ontving,

is naar het oordeel van het hof sprake van gewoontewitwassen.

Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde feit

Het hof neemt over de volgende in het vonnis op pagina 16 opgenomen overweging van de rechtbank ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde feit:

Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde:

De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van het bewezen geachte feit sprake is van een bekennende verdachte, als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verklaring van verdachte alle onderdelen van de bewezenverklaring betreft. De rechtbank wijst er in dat verband op dat zij – net als de officier van justitie – niet bewezen acht het enige door verdachte betwiste onderdeel, te weten dat sprake zou zijn van medeplegen.

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de hierna opgegeven bewijsmiddelen.

1. De bekennende verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 10 december 2014. 2. Een proces-verbaal van doorzoeking met dossiernummer 47360 van 12 april 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar] , inhoudende de verklaring van de verbalisant, AH-016, pagina’s 0308 tot en met 0311. 3. Een geschrift, te weten een verslag van 19 mei 2011, laboratoriumnummer 526N11, van dr. [naam 4] , politiedeskundige, opgemaakt in de zaak tegen de verdachte NN [adres 2] , inhoudende de verklaring van de politiedeskundige, pagina 3777.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

1:hij, op tijdstippen in de periode van 23 maart 2006 tot en met 13 oktober 2010, te Amsterdam [en te Apeldoorn], meermalen, telkens opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten meerdere digitale aangiften voor de Inkomstenbelasting/Premie volksverzekeringen over de aangiftetijdvakken 2005 en 2006 en 2007 en 2008 en 2009, waaronder:

- een aangifte IB 2008 ten name van [slachtoffer 2] (D-072/D-073) en;

- een aangifte IB 2008 ten name van [slachtoffer 3] (D-086(-a)) en;

- een aangifte IB 2007 ten name van [slachtoffer 4] (D-089(-a)) en;

- een aangifte IB 2006 ten name van [slachtoffer 5] (D-103) en;

- een aangifte IB 2006 ten name van [slachtoffer 7] (D-121) en;

- een aangifte IB 2005 ten name van [slachtoffer 8] (D-134) en;

- een aangifte IB 2008 ten name van [slachtoffer 9] (D-194(-a)) en;

- andere aangiften IB;

opzettelijk onjuist heeft gedaan en/of laten doen, immers heeft hij telkens in de naar de Belastingdienst gezonden aangiften Inkomstenbelasting/Premie volksverzekeringen over genoemde jaren te hoge en/of gefingeerde aftrekposten opgegeven of laten opgeven, waaronder:

- aftrekposten voor eigen woning en

- aftrekposten voor studiekosten en andere scholingsuitgaven (partner) en

- aftrekposten levensonderhoud van kinderen en

- aftrekposten ziektekosten en;

- buitengewone uitgaven (BGU),

terwijl die feiten ertoe strekten en/of ertoe hebben gestrekt dat te weinig belasting werd geheven.

en hij,

in de periode van 23 maart 2006 tot en met 13 oktober 2010, te Amsterdam, meermalen, telkens meerdere digitale aangiften voor de Inkomstenbelasting/Premie volksverzekeringen over de aangiftetijdvakken 2005 en 2006 en 2007 en 2008 en 2009, waaronder:

- een aangifte IB 2008 ten name van [slachtoffer 2] (D-072/D-073) en;

- een aangifte IB 2008 ten name van [slachtoffer 3] (D-086(-a)) en;

- een aangifte IB 2007 ten name van [slachtoffer 4] (D-089(-a)) en;

- een aangifte IB 2006 ten name van [slachtoffer 5] (D-103) en;

- een aangifte IB 2006 ten name van [slachtoffer 7] (D-121) en;

- een aangifte IB 2005 ten name van [slachtoffer 8] (D-134) en;

- een aangifte IB 2008 ten name van [slachtoffer 9] (D-194(-a)) en;

- andere aangiften IB;

-elk zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen - opzettelijk valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte valselijk en in strijd met de waarheid in die geschriften telkens te hoge en/of gefingeerde aftrekposten opgegeven , waaronder:

- aftrekposten voor eigen woning en

- aftrekposten voor studiekosten en andere scholingsuitgaven (partner) en

- aftrekposten levensonderhoud van kinderen en

- aftrekposten ziektekosten en

- buitengewone uitgaven (BGU)

zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken.

2:hij, op tijdstippen in de periode van 15 maart 2006 tot en met 26 januari 2011 te Amsterdam en te Apeldoorn, meermalen, telkens opzettelijk bij de Belastingwet voorziene aangiften, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, 5 digitale aangiften voor de Inkomstenbelasting/Premie volksverzekeringen, te weten,

- een aangifte IB 2005 (D-216) en

- een aangifte IB 2006 (D-218) en

- een aangifte IB 2007 (D-224) en

- een aangifte IB 2008 (D-229 / D-230) en

- een aangifte IB 2009 (D-235(-a))

onjuist en onvolledig heeft gedaan, immers heeft verdachte in de naar de Belastingdienst gezonden aangiften Inkomstenbelasting/Premie volksverzekeringen over genoemde jaren te lage bedragen aan belastbaar inkomen opgegeven, immers is telkens opgegeven

a. a) te lage bedragen aan resultaat uit overige werkzaamheden, en

b) te hoge en/of gefingeerde aftrekposten, waaronder,

- aftrekposten voor eigen woning en

- aftrekposten voor studiekosten en andere scholingsuitgaven partner en

- aftrekposten levensonderhoud van kinderen en

- aftrekposten ziektekosten en

- buitengewone uitgaven (BGU),

terwijl die feiten ertoe strekten en/of ertoe hebben gestrekt dat te weinig belasting werd geheven.

3:hij op tijdstippen in de periode van 23 maart 2006 tot en met 13 oktober 2010, te Amsterdam, telkens voorwerpen, te weten geldbedragen, heeft omgezet, terwijl hij wist dat deze geldbedragen – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf, terwijl hij, verdachte, hiervan een gewoonte heeft gemaakt.

4:hij op tijdstippen in de periode van 1 maart 2011 tot en met 12 april 2011 te Amsterdam opzettelijk heeft geteeld en opzettelijk aanwezig heeft gehad, negenenveertig (49) hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.

Hetgeen onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest, voor zover deze niet reeds in het onderhavige arrest zijn opgenomen.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.

Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:

de eendaadse samenloop van opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd;

en

valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.

Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:

opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd.

Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:

van het plegen van witwassen een gewoonte maken.

Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:

opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B en het in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod .

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2, 3, en 4 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Voorts heeft de rechtbank de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 15.000,-, subsidiair 110 dagen hechtenis.

Tegen voormeld vonnis is door de verdachte en het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.

De advocaat-generaal heeft - met daarin verdisconteerd een aftrek wegens overschrijding van de redelijke termijn - gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 2, 3, en 4 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 7 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en voorts tot een geldboete van € 15.000,-, subsidiair 110 dagen hechtenis.

Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.

Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.

De verdachte heeft zich gedurende meerdere jaren bezig gehouden met het opzettelijk indienen van onjuiste en/of onvolledige belastingaangiften. De verdachte deed dit niet alleen voor zichzelf maar ook voor derden. De verdachte heeft in zijn eigen aangiften IB en in die van derden te hoge of gefingeerde aftrekposten opgenomen. Hierdoor werd teveel belasting terugbetaald en te weinig belasting geheven, dan wel, zou dit gebeurd zijn indien de Belastingdienst niet tijdig had ingegrepen. De verdachte heeft zich ten aanzien van deze aangiften IB voor derden eveneens schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift, maar gelet op artikel 56, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, zal ten aanzien van deze feiten slechts één strafbepaling worden toegepast.

De verdachte ontving als beloning voor zijn diensten van zijn cliënten een percentage van de teruggave, en had daarmee een direct belang bij een zo hoog mogelijke belastingteruggave. Door op deze wijze te handelen heeft de verdachte de Belastingdienst en de daarmee de maatschappij benadeeld met als enig doel persoonlijk geldelijk gewin. De verdachte heeft bovendien het vertrouwen van de in dit arrest genoemde belastingplichtigen ernstig geschaad, onder andere door zich ten onrechte voor te doen

als deskundige en een oud-medewerker van de Belastingdienst die hen kon helpen hen een belastingteruggave te laten ontvangen waar ze recht op zouden hebben. Hij vertelde zijn cliënten niet dat de teruggaven (grotendeels) gebaseerd waren op gefingeerde aftrekposten voor ziekten waar ze niet aan leden en voor studies die ze niet volgden. Met dit alles heeft de verdachte deze cliënten soms ook in ernstige financiële problemen gebracht. De meeste van zijn cliënten hebben slechts een bescheiden inkomen en de ontvangen teruggaven werden door hen gebruikt voor levensonderhoud zonder vermogensvorming. Na ontdekking werden deze belastingplichtigen geconfronteerd met voor hen forse navorderingsaanslagen over meerdere jaren, terwijl hun inkomen en vermogen daartoe nauwelijks toereikend was – zoals zij ter zitting ook hebben verklaard – hetgeen ertoe heeft geleid dat velen van hen meerdere jaren bezig zijn geweest de navorderingsaanslagen te voldoen.

De gelden die de verdachte voor het doen van de aangiften IB van de belastingplichtigen ontving, heeft hij witgewassen. Door het witwassen van crimineel vermogen heeft de verdachte de integriteit van het financiële en economische verkeer aangetast.

Verder heeft de verdachte hennepplanten aanwezig gehad. Het gebruik van hennep heeft grote schadelijke gevolgen voor de volksgezondheid. Daarnaast worden met het kweken van hennep grote illegale winsten behaald en heeft de verdachte door zijn handelswijze een bijdrage geleverd aan de instandhouding van een illegale markt voor softdrugs.

Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 3 november 2016 is hij niet eerder strafrechtelijk onherroepelijk veroordeeld.

Redelijke termijn

Op 12 april 2011 is de verdachte aangehouden en bij de politie gehoord. Vanaf dat moment is de redelijke termijn in de zin van artikel 6 EVRM aangevan gen. Op 24 december 2014 is door de rechtbank vonnis gewezen, als gevolg waarvan de redelijke termijn in eerste aanleg met ruim 1,5 jaar overschreden. Nu er geen bijzondere omstandigheden aan te wijzen zijn die deze overschrijding van de redelijke termijn rechtvaardigen, zal het hof hiermee rekening houden bij het opleggen van de straf.

In deze termijnoverschrijding ziet het hof aanleiding een gedeelte van de in beginsel passend geachte onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, in voorwaardelijke vorm op te leggen. Voorts acht het hof daarnaast een geldboete passend en geboden.

Beslag

Het onder 1 en 2 ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan met behulp van het hierna te noemen in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp. Het behoort de verdachte toe. Het zal daarom worden verbeurd verklaard.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen gegrond op artikel 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen , artikel 3 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14 b, 14c, 23, 24, 24c, 33, 33a, 55, 56, 57, 225 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.

Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

Verklaart de dagvaarding nietig ten aanzien van de in feit 1 opgenomen zinsnede ‘767, althans een groot aantal, althans’ voor beide tenlastegelegde varianten (onjuiste belastingaangifte en valsheid in geschrift).

Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden.

Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 3 (drie) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Veroordeelt de verdachte tot een geldboete van € 15.000,00 (vijftienduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 110 (honderdtien) dagen hechtenis.

Verklaart verbeurd het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:

1.00

STK Harddisk, Digi07, harde schijf in Sunware doosje.

Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin

zitting hadden mr. P. Greve, mr. S. Clement en mr. A.M. van Amsterdam, in tegenwoordigheid van

mr. S.M. van Zanten, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van

20 december 2016.

Mr. Clement en mr. Van Amsterdam zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.

[…]

D-265B

Een proces-verbaal onderzoek aangiften gedaan door [verdachte] , AH-007, pagina 6. Een geschrift, te weten een uitdraai van de aangifte IB 2008 op naam van [slachtoffer 1] d.d. 31 maart 2010, D-055, pagina’s 1982-1983

Proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 1] , V03-01, pagina 889.

Een geschrift, te weten een Excelbestand van de IP-adressen in gebruik bij [verdachte] , D-049, pagina 1959. Een geschrift, te weten een uitdraai van de aanslag IB 2007 op naam van [slachtoffer 11] d.d. 14 maart 2009, D-059, pagina’s 1993-1995.

Proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 11] , V-04-01, pagina’s 895 –903.

Een geschrift, te weten een uitdraai van de aanslag IB 2008 op naam van [slachtoffer 11] , d.d. 14 maart 2009, pagina’s 1999-2001

Proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 11] , V-04-01, pagina’s 895 –903.

Verklaring van de getuige [slachtoffer 11] ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 16 november 2016.

Proces-verbaal onderzoek aangiften gedaan door [verdachte] , AH-007, pagina 199. Een geschrift, te weten een uitdraai een uitdraai van de aangifte IB 2007 op naam van [slachtoffer 2] d.d. 3 december 2008, D-067, pagina’s 2009-2010;

Proces-verbaal van verhoor verdachte K. . [slachtoffer 2] , V-05-01, pagina’s 905 –915.

Een geschrift, te weten een Excelbestand van de IP-adressen in gebruik bij [verdachte] . D-049, pagina 1958. Een geschrift, te weten een uitdraai van de aangifte IB 2008 op naam van [slachtoffer 2] d.d. 23 november 2009, D-072, pagina’s 2023-2025.

Proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 2] , V-05-01, pagina’s 905–915.

Een geschrift, te weten een uitdraai van de aangifte IB 2004 op naam van [slachtoffer 3] d.d. 20 oktober 2009, D-067, pagina’s 2031-2032.

Een geschrift, te weten een uitdraai van de aangifte IB 2005 op naam van [slachtoffer 3] d.d. 22 augustus 2009, D-079, pagina’s 2035-2036.

Een geschrift, te weten een uitdraai van de aangifte IB 2006 op naam van [slachtoffer 3] d.d. 22 augustus 2009, D-082, pagina’s 2039-2041.

Een geschrift, te weten een Excelbestand van de IP-adressen in gebruik bij [verdachte] , D-049, pagina 1958. Een geschrift, te weten een uitdraai van de aangifte IB 2007 op naam van [slachtoffer 3] d.d. 22 augustus 2009, D-084, pagina’s 2042-2044.

Een proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 3] , V06-01, pagina’s 916 -926.

Een geschrift, te weten een Excelbestand van de IP-adressen in gebruik bij [verdachte] , D-049, pagina 1962. Een geschrift, te weten een uitdraai van de aangifte IB 2007 op naam van [slachtoffer 4] d.d. 18 juli 2009, D-091, pagina’s 2055-2057.

Een geschrift, te weten een Excelbestand van de IP-adressen in gebruik bij [verdachte] , D-049, pagina 1962. Een geschrift, te weten een uitdraai van de aangifte IB 2008 d.d. 18 juli 2009. D-095, pagina’s 2065-2067.

Een proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 4] , V07-01, pagina’s 928-938.

Verklaring van de getuige [slachtoffer 4] , afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 16 november 2016.

Verklaring verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting d.d. 10 december 2014

Verklaring verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting d.d. 10 december 2014

Een geschrift, te weten een Excelbestand van de IP-adressen in gebruik bij [verdachte] , D-049, pagina 1968.

Een geschrift, te weten een uitdraai van de aangifte IB 2004 op naam van [slachtoffer 5] d.d. 7 juli 2009, D-099.

Een geschrift, te weten een uitdraai van de aangifte IB 2006 op naam van [slachtoffer 5] d.d. 2 juli 2009. D-103, pagina’s 2084-2086.

Een geschrift, te weten een uitdraai van de aangifte IB 2007 op naam van [slachtoffer 5] d.d. 12 oktober 2009, D-107, pagina’s 2093-2095.

Een geschrift, te weten een uitdraai van de aangifte IB 2008 op naam van [slachtoffer 5] d.d. 30 september 2009, D-111, pagina’s 2109-2111.

Proces-verbaal verhoor verdachte [slachtoffer 5] , V08-01, pagina’s 940- 952.

Verklaring getuige [slachtoffer 5] , afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 16 november 2016.

Een geschrift, te weten een Excelbestand van de IP-adressen in gebruik bij [verdachte] , D-049, pagina 1965. Een geschrift, te weten een uitdraai van de aangifte IB 2006 op naam van [slachtoffer 7] d.d. 4 december 2009, D-121, pagina’s 2137-2129.

Een geschrift, te weten een Excelbestand van de IP-adressen in gebruik bij [verdachte] , D-049, pagina 1965. Een geschrift, te weten een uitdraai van de aangifte IB 2007 op naam van [slachtoffer 7] d.d. 13 oktober 2009, D-121, pagina’s 2137-2129.

Een geschrift, te weten een uitdraai van de aangifte IB 2008 op naam van [slachtoffer 7] d.d. 20 mei 2010, D-128 pp. 2154-2155.

Proces-verbaal verhoor verdachte [slachtoffer 7] , V10-01, pagina’s 966-974.

Een geschrift, te weten een uitdraai van de aangifte IB 2004 op naam van [slachtoffer 21] , D-130, pagina’s 2162-2163.

Een geschrift, te weten een uitdraai van de aangifte IB 2005 op naam van [slachtoffer 21] d.d. 12 januari 2010, D-134, pagina’s 2168-2169

Een geschrift, te weten een Excelbestand van de IP-adressen in gebruik bij [verdachte] , D-049, pagina 1961. Een geschrift, te weten een uitdraai van de aangifte IB 2008 op naam van [slachtoffer 21] . D-141, pagina’s 2181-2183.

Proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 21] , V11-01, pagina’s 978-986.

Een geschrift, te weten een uitdraai van de aanslag IB op naam van [slachtoffer 12] d.d. 18 november 2009. D-152, pagina’s 2207-2209.

Proces-verbaal onderzoek aangiften gedaan door [verdachte] . AH-007, pagina 214. Een geschrift, te weten een uitdraai aangifte IB 2008 op naam van [slachtoffer 12] d.d. 26 juli 2009, D-149, pagina’s 2201-2202

Een geschrift, te weten een uitdraai van de aangifte IB 2009 op naam van [slachtoffer 12] d.d. 6 juli 2010, D-162, pagina’s 2228-2229.

Proces-verbaal verhoor van verdachte [slachtoffer 12] , V12-01, pagina’s 988-996.

Een geschrift, te weten een uitdraai aangifte IB 2004 op naam van [slachtoffer 13] d.d. 26 maart 2006, D-163, pagina’s 2232-2234.

Een geschrift, te weten een uitdraai IB 2005 op naam van [slachtoffer 13] d.d. 26 maart 2006, D-167, pagina’s 2239-2242.

Een geschrift, te weten een uitdraai IB 2006 op naam van [slachtoffer 13] d.d. 28 mei 2007, D-170, pagina’s 2247-2249.

Een geschrift, te weten een uitdraai van de aangifte IB 2006 op naam van [slachtoffer 13] d.d. 13 april 2008, D-172, pagina’s 2251-2254.

Proces-verbaal onderzoek aangiften gedaan door [verdachte] , AH-007, pagina 218. Een geschrift, te weten een uitdraai van de aanslag IB 2008 op naam van [slachtoffer 13] d.d. 21 april 2009, D-174, pagina’s 2261-2264.

Proces-verbaal onderzoek aangifte gedaan door [verdachte] , AH-007, pagina 219. Een geschrift, te weten een uitdraai van de aanslag IB 2009 op naam van [slachtoffer 13] d.d. 9 juni 2010, D-177, pagina’s, 2274-2275.

Proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 13] , V13-01, pagina’s 999-1009

Een geschrift, te weten een Excelbestand van de IP-adressen in gebruik bij [verdachte] , D-049, pagina 1963. Een geschrift, te weten een uitdraai van de aangifte IB 2008, op naam van [slachtoffer 14] d.d. 18 mei 2010, D-185, pagina’s 2295-2296.

Vragenbrief D-186 en reactie D-013.

Proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 14] , V14-01, pagina’s 1011 t/m 1017.

Een geschrift, te weten een Excelbestand van de IP-adressen in gebruik bij [verdachte] , D-049, pagina 1964. Een geschrift, te weten een uitdraai van de aangifte IB 2008 op naam van [slachtoffer 21] , D-194, pagina’s 2323-2324.

Proces-verbaal verhoor verdachte [slachtoffer 21] , V03-01, pagina’s 1023-1032.

Een geschrift, te weten een uitdraai van de tweede aangifte IB 2007 d.d. 28 oktober 2010 op naam van [slachtoffer 15] , D-273, pagina’s 2601-2602.

Proces-verbaal onderzoek aangiften gedaan door [verdachte] , AH-007, pagina 227.

Een geschrift, te weten een uitdraai van de aangifte IB 2008 op naam van [slachtoffer 15] , D-277, pagina’s 2608-2611.

Verklaring van de getuige [slachtoffer 15] afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 18 november 2016.

Een geschrift, te weten een uitdraai van de aangifte IB 2005 op naam van [slachtoffer 16] d.d. 23 maart 2006, D-200, pagina’s 2338-2341.

Een geschrift, te weten een uitdraai van een aangifte IB 2006 op naam van [slachtoffer 16] d.d. 1 mei 2007, D-202, pagina’s 2343-2346.

Een geschrift, te weten een uitdraai van een aangifte IB 2007 op naam van [slachtoffer 16] d.d. 21 april 2008, D-204, pagina’s 2349-2352.

Proces-verbaal onderzoek aangiften gedaan door [verdachte] , AH-007, pagina 230. Een geschrift, te weten een uitdraai van de aangifte IB 2008 op naam van [slachtoffer 16] d.d. 22 april 2009, D-206, pagina’s 2357-2360.

Proces-verbaal verhoor verdachte [slachtoffer 16] , V019-01, pagina’s 1057-1068.

Verklaring getuige [slachtoffer 16] ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 18 november 2016.

Proces-verbaal verhoor verdachte [slachtoffer 17] , V21-01, pagina 1089. Een geschrift, te weten een uitdraai van een aangifte IB 2005 op naam van [slachtoffer 21] d.d. 18 april 2006, D-281, pagina’s 2620-2624.

Proces-verbaal verhoor verdachte [slachtoffer 17] , V21-01, pagina 1089. Een geschrift, te weten een uitdraai van een aangifte IB 2006 op naam van [slachtoffer 21] d.d. 6 april 2007, D-282, pagina’s 2636-2640.

Proces-verbaal verhoor verdachte [slachtoffer 17] , V21-01, pagina 1089. Een geschrift, te weten een uitdraai van de aangifte IB 2007 op naam van [slachtoffer 17] d.d. 9 april 2008, D-285, pagina’s 2648-2652.

Proces-verbaal onderzoek aangiften gedaan door [verdachte] , AH-007, pagina 235. Proces-verbaal verhoor verdachte [slachtoffer 17] , V21-01, pagina 1089. Een geschrift, te weten een uitdraai van de aangifte IB 2008 op naam van [slachtoffer 17] d.d. 27 april 2009, D-289, pagina’s 2664-2668.

Proces-verbaal onderzoek aangiften gedaan [verdachte] , AH-007, pagina 238. Een geschrift, te weten een uitdraai van de tweede aangifte IB 2009 op naam van [slachtoffer 17] d.d. 10 juni 2010, D-295, pagina’s 2686-2688.

Proces-verbaal verhoor verdachte [slachtoffer 17] , V21-01, pagina’s 1086-1101.

Een geschrift, te weten een uitdraai van de aangifte IB 2005 op naam van [slachtoffer 19] d.d. 3 april 2006, D-299, pagina’s 2696-2699.

Een geschrift, te weten een uitdraai van de aangifte IB 2006 op naam van [slachtoffer 19] d.d. 5 april 2007, D-302, pagina’s 2703-2707.

Een geschrift, te weten een uitdraai van de aangifte IB 2007 op naam van [slachtoffer 19] d.d. 8 april 2008, D-307, pagina’s 2715-2718.

Proces-verbaal onderzoek aangiften gedaan door [verdachte] , AH-007, pagina 242. Een geschrift, te weten een uitdraai aangifte IB 2008 op naam van [slachtoffer 19] d.d. 27 april 2009, D-313, pagina’s 2730-3734.

Proces-verbaal onderzoek aangiften gedaan door [verdachte] , AH-007, pagina 243. Een geschrift, te weten een uitdraai van de aangifte IB 2009 op naam van [slachtoffer 19] d.d. 21 mei 2010, D-319, pagina’s 2748-2750.

Proces-verbaal verhoor verdachte [slachtoffer 20] , V20-01, pagina’s 1072-1084.

Verklaring getuige [slachtoffer 20] ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 18 november 2016

Verklaring van de verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting d.d. 10 december 2014.

Een geschrift, te weten een uitdraai van de aangifte IB 2005 op naam van [verdachte] d.d. 15 maart 2006, D-216, pagina’s 2390-2394.

Een geschrift, te weten een uitdraai van de aanslag IB 2006 op naam van [verdachte] d.d. 19 juni 2007, D-218, pagina’s 2396-2400. Een geschrift, te weten een uitdraai van de aanslag IB 2007 op naam van [verdachte] d.d. 8 juli 2008, D-224, pagina’s 2407-2411.

Een geschrift, te weten een uitdraai van de aangifte IB 2008 op naam van [verdachte] d.d. 7 januari 2009, D-228, pagina’s 2416-2419.

Een geschrift, te weten een uitdraai van de aangifte IB 2008 op naam van [verdachte] d.d. 10 januari 2009, D-229, pagina’s 2420-2423.

Een geschrift, te weten en uitdraai van de aangifte IB 2009 op naam van [verdachte] d.d. 12 juli 2010, D-234, pagina’s 2432-2334. Een geschrift, te weten een uitdraai van de aanslag IB 2008 op naam van [verdachte] .d. 26 januari 2011, D-235, pagina’s 2438-2439.

Een geschrift, te weten een overzicht van de fiscale correcties van [verdachte] door de Belastingdienst, D-642, p.3295.

Een geschrift, te weten een factuur van Eyes Center op naam van [verdachte] d.d. 8 februari 2002, D-618, pagina 3245. Proces-verbaal van bevindingen G01-01-a, pagina 1708.

Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 2] , V02-02, pagina 846. Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , V18-01, pagina 1036.

Proces-verbaal van verhoor van de verdachte [medeverdachte 2] , V02-02, pagina’s 846, 848, 849, 852 en 853.

Verklaring van de verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting d.d. 10 december 2014.

Een geschrift, te weten een overzicht van de betalingen gedaan door derden aan [verdachte] voor zijn werkzaamheden m.b.t. hun aangiften, D-581e, pagina’s 3153-3161. Verklaring van de verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 10 december 2014. Proces-verbaal verhoor van verdachte [slachtoffer 4] , V07-01, pagina 920. Proces-verbaal verhoor van verdachte [slachtoffer 7] , V10-01, pagina 973. Proces-verbaal verhoor van verdachte [slachtoffer 17] , V21-01, pagina 1090. Proces-verbaal verhoor van verdachte [slachtoffer 14] , V14-01, pagina 1015.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature